Sporen van de Tempelieren in Nederland - http://www.tempelieren.nl - © Ben Brus 2003-2012 




Malden

M.Schoengen vermeldt in zijn Monasticon Batavum ( Deel II, pg.126, verschenen in 1941) onder Malden: “Tempeliers? Het verwoeste Maldenburch zou een voormalig klooster van Tempeliers zijn geweest, volgens v.d. Aa s.v. en Schutjes, V. 29. noot 2.”Het werkwoord “zou” in deze zin en het vraagteken achter Tempeliers duiden er op, dat de schrijver ernstig twijfelt aan het waarheidsgehalte van dit gegeven.

Goudriaan plaatst in zijn Kloosterlijst uit 2010 een eventueel tempelierenklooster in Malden in de eliminatielijst. Dit betekent, dat hij geen bevestiging vond van het bestaan ervan en dat hij betrokken mededelingen als legende beschouwt.

Van de zijde van de Heemgroep Malden wordt meegedeeld, dat hen van de aanwezigheid van Tempelridders in Malden niets bekend is. Het komt hun als zeer onwaarschijnlijk voor. 



De ronde Malderburcht lag indertijd ongeveer 600 meter ten Westen van de dorpskern van Malden in lage broeklanden. Het was een motteburcht met een buiten- en binnengracht, waarschijnlijk stammend van ongeveer 1270. In de 14de eeuw werd het gebouw verwoest of afgebroken. Tot in de 20ste eeuw kwam op de betrokken locatie overvloedig vaatwerk en puin aan het licht. Een systematische opgraving heeft niet plaats gevonden. In 1931 werd de resterende hoogte geslecht, waarmee de laatste zichtbare sporen werden uitgewist.

In 1269 blijkt de “hastat te Malden” een Kleefs leen te zijn . Familieleden van het Kleefs grafelijk geslacht werden er in die dagen mee beleend. Van de voorafgaande geschiedenis is weinig of niets bekend.

De broeklanden werden in de 14de eeuw projectgewijs ontgonnen. Het initiatief daartoe wordt toegeschreven aan de graaf van Kleef.

 

Wat de verkeerssituatie betreft: de burcht lag niet ver verwijderd van de Maas en van de weg van Nijmegen naar Mook en verder naar het Zuiden. Deze weg stamde al van de Romeinen. Hij was in de 13de eeuw nog steeds in gebruik. Er werd bijvoorbeeld door de Duitse keizers gebruik van gemaakt, wanneer zij, komend via de Maas, bij Mook aan land gingen om door te reizen naar het Valkhof. Zo gezien zou de burcht als steunpunt voor de Tempelorde wel in aanmerking komen.

 

Een vermelding onder voorbehoud in een inventariserende lijst uit de 20ste eeuw, die niet verder terug te traceren is dan tot in de 19de eeuw, biedt weinig zekerheid over een aanwezigheid van de Tempelorde in Malden. De verdere aanwijzingen zijn te weinig specifiek om de twijfel weg te nemen of te verminderen. Eerder geldt het tegendeel.

Dat de Malderburcht zelf ooit een klooster van de Tempelorde is geweest is hoogst onwaarschijnlijk. Tempelierenkloosters in het Westen hadden geen militaire functie. De Malderburcht speelde bovendien een rol in de machtsstrijd tussen Kleef en Gelre. De Tempelorde hield zich zoveel mogelijk buiten dergelijke conflicten tussen Christen vorsten.

Een vraag blijft wel, op welke grond het misverstand van de aanwezigheid van de Tempelieren op de Malderburcht kan zijn ontstaan. Denkbaar is, dat de Orde een vestiging heeft gekend in de omgeving van de burcht. Een kanshebber  is de meer naar het westen gelegen hofstede “Blankenberg”. Mogelijk werd dit huis vernoemd naar de Kruisvaarderburcht Chastel Blanc bij Tripoli. Overigens: het kan ook zijn, dat de naam gegeven werd op grond van een kenmerk van het landschap. ( Huisman, pg.110.)

 

Samenvattend: Het is praktisch uitgesloten, dat de burcht te Malden ooit een huis van de Tempelieren is geweest. De aanwezigheid van een klooster nabij de burcht blijft mogelijk De hofstede Blankenberg komt op grond van de naam hiervoor in aanmerking. .  

 

Literatuur

 

Bouwer,  K.  Een notabel domein. De geschiedenis van het Nederrijkswald.  Utrecht,  2003. pg. 55.

Gorissen, F. :          Stede-atlas van Nijmegen. Arnhem, 1956.  P. 33 en 37 t/m 39.

Gorissen, F.           Die Burgen im Reich von Nimwegen ausserhalb der Stad Nimwegen. In: Niederrh. Jahrbuch, 4. P. 137 t/m 139.

Goudriaan,K. Kloosterlijst. http://www2.let.vu.nl/oz 2010

Huisman, J.A.:        Die Kreuzzüge in den niederländischen Ortsnamen.  In: Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde.  39ste jrg., 1963,  Nr. 2-4,  pg 101 – 119.

Schoengen, M.       Monasticon Batavum. Deel II.  Amsterdam,  1941.

Schulte,  A.G. :       Het Rijk van Nijmegen. Westelijk gedeelte. ’s-Gravenhage,  1982.

P. 209 t/m 211; 222 en 223.

 

                                                            

Verder Terug Home