Sporen van de Tempelieren in Nederland - http://www.tempelieren.nl - © Ben Brus 2003-2012 



Hernen

Te Hernen in Maas en Waal vindt men, ongeveer zeshonderd meter ten noordwesten van het bekende kasteel, een oude boerderij, “De Templet”geheten. Muurankers in de gevel vermelden als bouwjaar: 1739. In 1650 werd de boerderij reeds in het verpondingscohier genoemd. In de onmiddellijke nabijheid ligt een grondstuk, dat “De Tempel” wordt genoemd. Indertijd lagen hier de restanten van een grachtenstelsel met een rond eiland in het midden. Intussen is dit terrein geëgaliseerd



J. Anspach ( pg.70.).noemt in 1886 in verband met plaatsen met de naam “Tempel”: “Den Tempelet ( blok landerijen ) te Hernen in Maas-Waal )”. 

J. van Gelder schrijft in “Hier en Ginder: “Volgens Hernense overleveringen is TEMPLET afgeleid van een tempel, die op ongeveer 25 meter afstand van de boerderij moet hebben gestaan op een omgracht eilandje. Dat eilandje is er nog heel lang geweest en pas de laatste jaren door ruilverkavelingswerkzaamheden verdwenen. Meer is er niet van bekend.

 

         

                                                 Hernen: Boerderij “De Templet” (Foto: Lieske Brus-Overman)

J.H.Manders vermeldt in “Het land tussen Maas en Waal”: “Het “Huys van Hyernen” ( Bedoeld is het kasteel Hernen. ) is in die tijd zeker niet de enige sterkte geweest, welke in dit dorp werd aangetroffen. Zo was hier nog lang zichtbaar het grondvlak van de ‘Tempel’ dat volgens een oorkonde van 1214 bewoond werd\door de ridders van St. Jan van Jeruzalem, ook Johannieters genoemd, een geestelijke orde van kruisridders”. De oorkonde ( Sloet, I, nr.440.), waar Manders op doelt, stamt uit het cartularium van het klooster Mariënweert. Er wordt in vermeld, dat door bemiddeling van gravin Richardis een schikking werd getroffen tussen dit klooster en de Ridders van St.Jan te Hernen, met betrekking tot het hospitaal te Nijmegen. De ridders verkregen daarbij het hospitaal, het klooster verkreeg bepaalde gronden.

In overeenstemming hiermee schrijft Beresteyn ( pg. 70.) met betrekking tot de Johannieter-Orde : “Blijkens de oorkonde van 1214 schijnt er in de vroegste tijden een nederzetting bestaan te hebben in Hernen. Doch later vindt men daarvan geen spoor meer, zoodat de ridders vermoedelijk naar Nijmegen zijn getrokken.” ( Zie ook: Hoefer en Van Veen, pg 289.)

Naar aanleiding van de genoemde oorkonde is er in het midden van de vorige eeuw heftig gediscussieerd over de vraag of er in Hernen een burcht heeft bestaan, die ouder was dan het nu nog aanwezige kasteel. Tot eenstemmigheid heeft dit niet geleid. De totale situatie blijft onduidelijk. Mogelijk kan archeologisch onderzoek meer helderheid brengen.



Met betrekking tot de ligging valt op, dat de Templet gelegen is op de noordrand van een zandopduiking. De bouwplaats was dus vrij van wateroverlast, ook in de dertiende eeuw, toen het gesloten dijksysteem nog niet tot stand was gebracht. Deze opduiking is deel van een zandrug die begint bij Heumen en doorloopt tot voorbij Bergharen. Over deze zandrug liep eeuwenlang de enige weg door Maas en Waal van de Waalkant in het noorden naar de Maasoever in het zuiden. Oostelijk en westelijk ervan lagen komgronden, waar, voor de dijk gesloten werd, het water vrij spel had. Het waren ondoordringbare moerasgebieden.

Na de zandopduiking van Hernen volgt naar het noorden toe die van Bergharen. Tussen deze twee lag indertijd een geul, waardoor regen- en overslagwater uit de oostelijke komgronden afvloeide naar het westen. Het was een “poort”waardoor een binnenrivier stroomde. Later, in het begin van de veertiende eeuw, werd door deze geul de Nieuwe-Wetering gegraven. Nog weer later werd hierover een brug gelegd, de welbekende Tolbrug. Voordien diende het verkeer over de weg zich bij het oversteken van de geul te behelpen met een voort of een veer. De waterstand zal daar ongetwijfeld nogal grillig zijn geweest en voor vreemdelingen niet zonder gevaar. Wanneer er in Hernen op de betrokken plaats indertijd inderdaad een vestiging van de Tempelridders is geweest, dan ligt het voor de hand, dat deze zich in overeenstemming met hun “vierde regel” verdienstelijk hebben gemaakt met het behulpzaam zijn van pelgrims en andere reizigers bij het doorwaden of oversteken van deze geul.



Samenvattend: de namen Tempel en Templet, de sporen van een omgracht gebied, traditionele verhalen en de ligging doen sterk vermoeden, dat de Tempelorde inderdaad in Hernen gevestigd is geweest. Zie verder Maas en Waal.

De betrouwbare vermelding van Johannieters te Hernen in de dertiende eeuw roept nog onopgeloste vragen op .

 


               
Literatuur:

Anspach, J.:  De voormalige heerschap Ochten in Neder-Betuwe. In: De Navorscher. 36ste jrg.,1886, pg. 65- 108.

Beresteyn,  E.A. van    Gschiedenis der Johanniter-Orde in Nederland tot 1795. Assen, 1934.

Gelder,  J. van:            Templet.    In:  Hier en Ginder.  13de Jrg.  No 7;  Juli 1972.

Hoefer, F.A. en J.S. van Veen:   De Commanderieën der Orde van St Jan in Gelderland.

                                   In: Gelre, deel XIII,  pg 277 -332.    Arnhem.  1910.

Kolks,  H.L.J. :            Rondom St. Judocus. De 100-jarige kerk van Hernen en Leur.  ( 1993 ). 

Pg. 17, 22, 24 en 33.

Manders,  J.H.:            Het land tussen Maas en Waal.   Zutphen,  1981.   Pg.77.

Pons,  L.J.;                  De Geologie, de Bodemvorming en de Waterstaatkundige Ontwikkeling

van het Land van Maas en Waal en een gedeelte van het Rijk van

 Nijmegen.  Wageningen,  1957.  pg. 53, 54, 115 en bijlage I.

Schulte,  A.G.:             Het Land van Maas en Waal.  `s-Gravenhage,  1986.    pg. 564 en 565.

Sloet,  L.A.J.W.          Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutfen.  `s-Gravenhage,  1872.

Verder Terug Home