Sporen van de Tempelieren in Nederland - http://www.tempelieren.nl - © Ben Brus 2003-2012
Maastricht
Met betrekking tot Maastricht vermeldt Van der Aa in zijn Aardrijkskundig Woordenboek uit 1840 ( Deel:. pg. 62 en 63. ) het volgende:
“De Tempel, voorm. kloost. te Maastricht, prov. Limburg.-
Volgens zeer oude aanteekeningen zouden de Tempeliers, in de twaalfde eeuw ook te Maastricht een kloostergebouw bezeten hebben, zoo uitgebreid, dat het voor een gedeelte de Nieuwstraat, de Muntstraat en de Grootestraat besloeg; in de Grootestraat zijn werkelijk nog zeer oude overblijfselen van zwaar muurwerk aanwezig; terwijl in de Nieuwstraat, nu veertig jaren geleden, een oude kapel werd afgebroken, in welker vensters Tempelridders in brandverw waren afgebeeld. Ook meent men, dat de, nabij Maastricht gelegene, pachthoeve Jeruzalem, Bethlehem en Nazareth, eigendommen dier orde zijn geweest, en de Nieuwstraat aldus werd genaamd, toen, na het afbreken van het klooster, deze nieuwe straat werd aangelegd.”
Post noemt in zijn Kerkgeschiedenis van Nederland in de Middeleeuwen ( Deel:., pg.218.) Maastricht als een van de vestigingsplaatsen van de Tempelorde.
Jappe Alberts schrijft in 1972: “Waarschijnlijk is in Maastricht sedert de 12de eeuw een vestiging van de Tempeliers geweest, die in 1311 werd opgeheven”.( Jappe Alberts. Deel I, pg. 57.)
In Monasticon Batavum (Deel II, pg.124, verschenen in 1941) schrijft Schoengen: “Maastricht (L) Tempeliers. Commanderij. Sinds de 12de eeuw gevestigd tussen de Groote Straat, de Markt en de Nieuwstraat op het terrein van de hedendaage Nieuwstraat (Novus Vicus). Opgeheven tussen1307 en 1311. Lit.Annuaire du Limburg. 1829, 151 . Publ.de Limbourg XLIII (1907) 259.
Soortgelijke berichten worden ook bij andere auteurs aangetroffen.
In een bijdrage in “De Maasgouw” van 1990 onderwerpt E.Ramakers de gegevens over een mogelijke vestiging van de Tempelorde in Maastricht aan een kritisch onderzoek. Hij constateert, dat de vroegste schriftelijke vermelding van de aanwezigheid van de Tempeliers in Maastricht stamt uit 1829. In documenten van oudere datum - die met betrekking tot de bewoners en de bewoning van Maastricht bepaald niet zeldzaam zijn - werd geen enkele vermelding van een vestiging van de Tempelorde in Maastricht gevonden. Van bezittingen van de Johannieterorde - de “erfgenamen “ van de Tempeliers na de opheffing in 1312 - ontbreekt in Maastricht ook elk spoor. Van een algemeen besef, dat er Tempeliers in Maastricht geweest zijn, is eveneens geen sprake.
Ramakers besluit zijn bijdrage als volgt: “Dat een oud gebouw aan de Tempeliers wordt toegeschreven, komt op veel plaatsen voor: .......de vondst van middeleeuws muurwerk ( is ) al voldoende om Tempeliers te “zien”.....”. “ Al met al blijft er van de vestiging van de Tempeliers in Maastricht niet meer over dan in de negentiende eeuw vastgelegde verhalen en drie tekeningen, te weinig om tot het bestaan van een huis of commanderij te besluiten”.
In zijn “De tempeliers. Afrekening met een legende” sluit K. ter Veen ( Pg. 131.) zich overtuigd bij de zienswijze van Ramakers aan.
Goudriaan brengt in zijn “Kloosterlijst” van 2010 een eventueel tempelierenklooster te Maastricht onder in de eliminatielijst. Dit betekent, dat hij voor het bestaan van dit klooster geen bevestiging heeft gevonden. Vermeldingen ervan rangschikt hij onder de legendes. Hij schrijft uitdrukkelijk: “Het bestaan wordt overtuigend weerlegd door Ramakers (1990).
Hier tegenover staat, dat anderen, behalve aan de beschikbare schriftelijke bronnen, ook aan archeologische gegevens betekenis wensen toe te kennen. Zij wijzen er op, dat op betrokken plaatsen inderdaad aanzienlijke restanten van dertiende-eeuws muurwerk werden aangetroffen, die zich moeilijk tot een burgerlijk bouwwerk laten herleiden. Zij wijzen er verder op, dat de Duitse Orde later wel bezittingen in het betrokken gebied heeft gehad. Omdat deze orde in ruime mate in Maastricht aanwezig was, en de Johannieters niet, zou bij de eigendomsoverdracht van het normale patroon kunnen zijn afgeweken. Op initiatief van de Duitse Orde zou later een deel van het Tempelierenklooster zijn afgebroken. Daarmee zou plaats zijn gemaakt voor de “Nieuwstraat”. Deze straat zou overigens ooit “Tempelieren Straet” hebben geheten.
Een opmerkelijk gegeven is - gezien de bancaire activiteiten van de Tempelieren - het feit, dat hun vermeende klooster een directe verbinding had met het aangrenzend “geldmuntehuys” aan de nu nog bestaande “Muntstraat”.
In de discussie rond een eventueel huis van de Tempelorde in Maastricht spelen wat moeilijk met elkaar te rijmen berichten met betrekking tot een kapel en een kerk van de Tempelieren een rol. Nu had de orde in de dertiende eeuw het recht eigen kerken te stichten en eigen “kapelaans” aan te stellen. Deze waren onttrokken aan het gezag van de bisschoppen. Ze stonden rechtstreeks onder de paus. Dit was een bron van jalousie voor de lokale geestelijkheid en ook een bron van conflicten. Wat de zielzorg betrof waren de Tempeliers buitenbeentjes. Maakt dit de genoemde ongerijmdheden en de afwezigheid in de archieven meer begrijpelijk?
In dit verband valt ook te bedenken, dat deken Rolinus van Maastricht een rol heeft gespeeld bij het proces tegen de Tempelorde. Hij was algemeen pauselijk inquisiteur voor het gebied ten oosten van de Schelde en werd door de paus aan de bisschop van Utrecht aanbevolen als lid van de bisschoppelijke commissie, die de Orde zou moeten beoordelen. Aangenomen mag worden, dat hij op de hand was van de Franse koning en een voorstander van een krachtige vervolging van de Tempelieren. Van zijn werk en invloed is echter wenig bekend.
.
Vanaf de Romeinse tijd was Maastricht een uiterst belangrijk verkeersknooppunt. ( Jappe Alberts: Pg. 49 t/m 54 ) De Maas was een belangrijke waterweg. Deze zou tegelijkertijd een obstakel zijn geweest voor het landverkeer, ware het niet, dat juist in Maastricht over de Maas eeuwenlang een Romeinse brug lag. Het was indertijd in Nederland zelfs de enige vaste overgang over een grotere rivier. ( Overigens met een onderbreking van een twintigtal jaren na 1275, toen de brug bezweek onder de last van een processie. ) Deze brug trok zeer veel verkeer naar zich toe van en naar Tongeren, Aken, Keulen, enz.. Langs beide Maasoevers liep bovendien een weg van Noord naar Zuid. Aangezien de Tempelorde het zich als eerste taak stelde het beveiligen van de routes naar het Heilig Land en het beschermen en bijstaan van pelgrims, is het bijna ondenkbaar, dat zij in of bij Maastricht hiervoor niet op een of andere wijze voorzieningen zou hebben getroffen. De tempelorde vestigde zich bij voorkeur op het platteland en niet in de steden. Eventuele steunpunten voor reizigers enz. zouden dan eerder gezocht moeten worden in de vorm van boerderijen langs de toevoerwegen dan in de stad zelf.
Zie in dit verband Borgharen en Heer.
Zie verder ook: Ultrajectum.
Samengevat: Of de Tempelorde in de stad Maastricht gevestigd is geweest valt sterk te betwijfelen. Omdat de stad indertijd een belangrijk verkeersknooppunt was, is het wel aannemelijk, dat langs de toegangswegen steunpunten van de Tempelorde hebben gelegen.
Literatuur:
Aa, A. A .J. van der: Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden. Gorkum, 1837 – 1851.
Goudriaan, K. Kloosterlijst. Http://www2.let.vu.nl/oz 2010.
Hardenberg, H.: De ondergang van de Tempeliers. In: Johanniter Orde in Nederland.14de Jrg. Nr.56A, Juli 1963.
Jappe Alberts, W.: Geschiedenis van de beide Limburgen. Assen, 1972.
Post, R. R. Kerkgeschiedenis van Nederland in de Middeleeuwen. 1957.
Ramakers, E.: Tempeliers in Maastricht ? In: De Maasgouw. Jrg. 109. 1990, pg.75 – 84.
Schoengen, M.: Monasticon Batavum. Amterdam. 1941. .
Veen, K. ter: De tempeliers. Afrekening met een legende. Soesterberg, 2000.
Verder | Terug | Home |