Sporen van de Tempelieren in Nederland - http://www.tempelieren.nl - © Ben Brus 2003-2012 

Neerbosch

In Neerbosch, aan de westrand van Nijmegen, bleef - te midden van nieuwbouw, een kanaal en een snelweg - een stukje “Dorpsstraat” bewaard. Als in een oase van rust liggen er een mooi oud kerkje en enkele buitens. Een van deze buitens is het huis “Spijkerburg”, dat ook “De Tempel” wordt genoemd. Het valt op door een wat ongewone bouwwijze: een hoogopgetrokken buitenhuis met twee aangebouwde vleugels, waarvan een de vorm heeft van een landbouwbedrijfsruimte.

            .

                                      Neerbosch: De Tempel / Spijkerhof.     ( Foto: Lieske Brus-Overman )

F.M.Eliëns vermeldt over dit huis in zijn boekje “Neerbosch. Een bekoorlijk dorp”. ( Pg. 38. )
Tegenover het voormalige Boschlust, treffen we onder huisnummer 92 een fraai huis aan, vroeger bekend onder de naam ”de Tempel”. Het huis komt ook voor onder de naam “Spijkerburg”. Er wordt verondersteld dat dit perceel deel uitgemaakt zou hebben van het landgoed ”het Spijker” of “Spijkershof” gelegen aan de Nieuwstadweg in de wijk Lindenholt. Spijkerburg was van ongeveer 1790 tot 1915 in het bezit van de familie Kellendonk. Het zou ons niet verbazen wanneer het huis ouder blijkt te zijn dan het exterieur ons in eerste instantie doet voorkomen. Wanneer dat inderdaad zo zou zijn, dan pleit er alles voor dit fraaie huis op te nemen op de monumentenlijst.

De bewoners vertellen het volgende: Het huis is zeer oud, hoe oud is niet bekend. De naam “De Tempel” wordt nog steeds gebruikt. De herkomst van deze naam is eveneens niet bekend. Als bouwmateriaal komen opvallend grote bakstenen ( kloostermoppen? ) voor. Er was een oude put, gebouwd met typische putstenen. Deze put is nu dichtgegooid. Vroeger waren er in het huis muurschilderingen geweest. Het was niet duidelijk wat ze voorstelden. Ze waren niet mooi meer. Daarom waren er tegeltjes overheen gezet. Rond het huis werden herhaaldelijk munten - “provincie-geld”- gevonden.

De Dorpsstraat ligt op een wat zandige uitloper van de hogere gronden. Hierop was – op een plaats nu bekend als West-Kanaaldijk - eeuwenlang een bekend Agnetenklooster gevestigd.. In de zeventiger jaren van de vorige eeuw vonden hier opgravingen plaats. Bijzonderheden er over konden tot heden niet achterhaald worden.

Het gebied rond Neerbosch werd in het begin van de veertiende eeuw ontgonnen. De Dorpsstraat fungeerde daarbij blijkbaar als ontginningsas.
Het betrokken gebied - toen “Honicholt” en “Lindenholt” genoemd - werd in 1300 door de graaf van Gelre uitgegeven voor ontginning. Dit houdt in, dat het tot dat moment niet in cultuur gebracht en niet bewoond was. In feite was het bos en moeras. Volgens het toen geldend recht behoorde het als wildernis toe aan de vorst, uiteindelijk aan de koning / keizer. Met betrekking tot de ontginning bleven essentiële documenten bewaard. ( Thissen. ) Zowel de zeven initiatiefnemers - in moderne termen de “projectontwikkelaars”- als de zeventien eerste erfpachters zijn met naam en toenaam bekend. Hierbij valt geen relatie met de Tempelorde te bespeuren.

Blijft de vraag, waar komt de naam “De Tempel” in Neerbosch vandaan?

Uit gegevens over de boven aangeduide personen blijkt, dat de initiatiefnemers voor de ontginning stamden uit de ruime omgeving van Nijmegen. Het merendeel van hen had een riddermatige achtergrond. Verder wijst veel er op, dat in Beuningen een belangrijke vestiging van de Tempelorde heeft bestaan, met een groot bezit aan grond. ( Zie onder Beuningen ). Deze gronden grensden aan of lagen dicht bij het te ontginnen gebied. Van de Tempelieren is bekend, dat ze bedreven waren in het in cultuur brengen van gronden, in het reguleren van water en in het algemeen in het beheren van landbouwbedrijven. Het lijkt bijgevolg haast uitgesloten, dat de Tempelridders van Beuningen – als ze er inderdaad aanwezig waren - niet betrokken zouden zijn geweest bij de voorbereiding van de ontginning in kwestie.
Maar juist in de jaren, dat de plannen daartoe geëffectueerd werden - het eerste decennium van de veertiende eeuw - raakte de Orde in de bekende grote moeilijkheden. ( Zie: Het Einde. ) Het is niet uitgesloten, dat de Tempelheren toen, geholpen door belanghebbende familie en vrienden, maatregelen hebben getroffen om lijf en goed veilig te stellen. De eigen identiteit als Tempelridder diende zo goed mogelijk verhuld, en, om claims van buiten te vermijden, diende uit documenten, die op eigendom betrekking hadden, iedere verwijzing naar “De Tempel” geweerd te worden.
Zou het kunnen zijn, dat zich onder de genoemde initiatiefnemers tempelheren bevonden, terwijl dit in de akten niet uitdrukkelijk werd vermeld, mogelijk zelfs opzettelijk werd verzwegen?

Merkwaardig in dit verband is, dat praktisch van meet af aan een opvallend groot deel van de nog te ontginnen gronden ( ongeveer een kwart ) in handen kwam van de Cisterciënzer abdij van Gravendaal. Dit was een nonnenklooster. Waren deze nonnen zo geïnteresseerd in het ontginnen van woeste gronden, of was er meer aan de hand? Van ouds bestonden er zeer hechte banden tussen de Tempelorde en de Cisterciënzers. Ook de relaties tussen het Gelders gravenhuis en het klooster van Gravendaal waren buitengewoon hecht. De abdij was in 1253 gesticht door graaf Otto van Gelre. Leden van de grafelijke familie werden er begraven. Werden belangen van de Tempel veilig ondergebracht bij de abdij? Maakt dit de afwezigheid van “De Tempel” in de akten begrijpelijk? De betrokken documenten kwamen overigens praktisch alle tot ons via zestiende eeuwse kopieën uit het archief van de abdij van Gravendaal.

           

                                                                                                                     

                            Neerbosch: Spijkerburg/De Tempel. Zijaanzicht. ( Foto:Lieske Brus-Overman )


De namen “Spijkerburg”, “Spijkershof” en “Spijker” wijzen voorts in de richting van een voorraadschuur bij een groot landgoed. Eliëns wees hier reeds op. Kan het zijn, dat dit landgoed in oorsprong identiek was met het bezit van de abdij van Gravendaal, en dat dit in feite door voormalige tempelheren - mogelijk zelfs vanuit Den Olden Tempel in Beuningen - werd beheerd? Het huis “Spijkershof” lag inderdaad tussen Beuningen en Neerbosch in, dus tussen de twee huizen, die nu nog de naam “Tempel” dragen. Niet minder opvallend is, dat in de annalen van Gravendaal het betrokken bezit later wordt aangeduid als “Hof te Beuningen”. Bovendien, de naam “Olden Tempel” in Beuningen doet sterk vermoeden, dat er ergens in de omgeving ook een “Tempel” van jongere datum heeft bestaan. Was dit het landgoed van de abdij van Gravendaal in Neerbosch?

De dubbele naam Spijkerburg/Tempel vindt vanuit deze gedachtegang ook een verklaring. Formeel was de naam “Tempel” na 1312 taboe en moest dus vervangen worden. Maar in de ogen van de omwonenden bleef het goed gewoon van de Tempelorde, in de volksmond bleef het:: “De Tempel”.
Overigens een tegenargument biedt het feit, dat Gravendaal reeds enkele jaren te voren - voordat de Tempelorde in moeilijkheden kwam – als koper wordt vermeld.

Zolang niet bekend is hoe de problemen van de eventuele Tempelmonniken in Beuningen bij de opheffing van de Orde zijn afgehandeld, is nog van alles denkbaar. Meer algemeen gesteld: er is te weinig bekend over het einde van de Tempelorde in onze streken om hier met enige zekerheid te kunnen oordelen. Er heeft toen ongetwijfeld een bepaalde “zuivering” plaats gevonden. Dat de archieven hier consequent over zwijgen, laat ruimte voor het vermoeden, dat adellijke families, mogelijk in samenspel met de Gelderse graaf en de geestelijkheid veel onderhands geruisloos hebben weten te regelen en allerlei plooien wisten glad te strijken. Dit blijft echter een wankel bouwsel van vermoedens. Weinig feiten, veel veronderstellingen. Zonder steun van nieuwe feiten valt het moeilijk overeind te houden. ( Zie in dit verband:  Het Land van Maas en Waal  en  Een discussiebijdrage uit 1822. )


Samenvattend: de naam ”De Tempel” in Neerbosch gaat mogelijk terug op een vestiging van de Tempelorde. Afgezien van de naam zijn er echter geen duidelijke aanwijzingen voor. Mogelijk blijft wel, dat Tempelridders – eventueel vanuit “Den Olden Tempel” te Beuningen, of vanuit de abdij Gravendaal - betrokken waren bij een landgoed, dat in het kader van de ontginning na 1300 tot stand kwam. In de volksmond kan daarbij de naam “De Tempel” zijn blijven voortleven.


Literatuur

Eliëns, F.M.                 Neerbosch. Een bekoorlijk dorp. Nijmegen 1990.

Thissen, B.                   Een zevenhonderdjarige “cope” op koningsgoed: de ontginning van Lindenholt

 Neerbosch. In: Jaarboek Numaga. Deel XLVII - 2000. pag. 42 –

Blécourt, J.J.de:           Het Schependom van Nijmegen in woord en beeld. Geschiedkundige en hedendaagse

                                               beschrijving van Hees, Neerbosch en Hatert. Uitg. Vereeniging “Dorpsbelang”. 1912.



            

Verder Terug Home