. Sporen van de Tempelieren in Nederland - http://www.tempelieren.nl - © Ben Brus 2003-2012
Espelo
Vermeldingen in de literatuur
In 1876 publiceerde Mr.B.W.A.E.Sloet tot Oldhuis in de Overijsselsche Almanak voor oudheid en letteren (5de jrg.,1840, pg.104) een artikel getiteld: “De Tempelheeren te Espelo “. Hij vermeldt daarin een sage verbonden aan De Hof te Espelo bij Enschede. Op deze hoeve zouden indertijd Tempelridders hebben geleefd. Zoals in de gehele Christenwereld waren deze op èèn dag “uitgeroeid”. Slechts twee van hen waren aan de slachting ontkomen. Een, omdat hij “op de heiden het hartebeest vervolgde”, de ander, omdat hij juist op die dag op bezoek was in Utrecht.
De schrijver vraagt zich af, of er voor deze “Sage” niet een grond van waarheid valt aan te wijzen. De geschiedenis zwijgt hier. Toch meent hij op meerdere tekenen te kunnen wijzen, die voor de aanwezigheid van de Tempelheeren in Espelo pleiten:
De bouwwijze van het complex wijkt sterk af van de in deze omgeving gebruikelijke.
De wijde vertrekken en menigte glasramen doen denken aan een geestelijk gesticht.
Wijde grachten en zware fundamenten, rondom verspreid, wijzen op een vroeger groots en uitgestrekt gebouw.
Onder de landlieden bestaat nog de wetenschap van een vroeger klooster.
De tuin is door een gracht omgeven.
In deze tuin bevindt zich een “visscherij”, een vijver bestemd voor het bewaren van levende vis.
Er leidt een voetpaadje van De Hof naar de kruin van de nabij gelegen Lonnekerberg, dat de Munkenweg wordt genoemd.
Het bestaan van de sage is op zich een bewijs voor haar waarheidsgehalte. Hoe zou anders een dergelijk verhaal van verre in een zo afgelegen plaats bekend kunnen zijn geraakt.
De Sage vermeldt omstandigheden die niet als een aan Boxhorn ontleend verhaal naar Espelo zullen zijn overgebracht.
Dat de ridders de voorkeur gaven aan de jacht op herten en aan vrouwen strookt zozeer met onze kennis van hun geaardheid, dat dit de geloofwaardigheid van de Sage versterkt.
Ook een bezoek aan de bisschopstad Utrecht ligt voor een kloosterling uit Overijssel voor de hand.
In de omgeving van Espelo hebben meerdere hoeven toebehoord aan de Orde van St,Jan, de erfgenaam van de Tempelorde.
De schrijver eindigt met de volgende verzuchting: ”De Sage schuwt den nijveren mensch en vliedt den bebouwden bodem : mogt zij zich dan nog hier of daar doen hooren, dat men dan hare stemme opvange voordat de tegenwoordige woeste toestand der velden om Enschedè zelf eene sage is geworden in den mond van het volgend geslacht!”
Craandijk schrijft in zijn in 1876 verschenen Wandelingen door Nederland met pen en potlood: ”.....en Espelo is de “meijerhof” gebleven, al is het sints 1770 een eigen goed, in plaats van de hoeve bewoond en gebruikt door de opzigter en beheerder der goederen, die de Kanunniken van St.Pieter te Utrecht in deze streek bezaten. Oude namen hebben hier een taaije levenskracht. De overlevering verhaalt, dat Espelo een gesticht der Tempelheeren was, en dat, bij de opheffing der orde in 1312 alle bewoners werden vermoord, behalve twee ridders, waarvan de een op de hertenjagt was en de ander te Utrecht vertoefde. In hoever deze overlevering vertrouwen verdient, is moeilijk na te gaan, maar daar de Malthezer orde, die van Paus Clemens V de bezittingen der Tempelieren ontving, in de omtrek van Espelo onderscheidene landerijen en erven bezat, terwijl een voetpad van den hof naar den naburigen Lonnekerberg nog “de Munkenweg” (monnikenweg) heet, is het moglijk, dat de volkssage niet zo ver van de waarheid verwijderd is.”
M.Schoengen vermeldt in Monasticon Batavum uit 1941:
“Espelo (Ov., ge.Lonneker),
Tempeliers?
Men heeft vermoed, dat de hof Espelo een bezit van Tempeliers zou zijn geweest; vgl.Overijsselsche Almanak. 1840, 104 enVMORG, III,. 9.
De charters nos.23 en 24 in het archief van het hof houden in verkopingen en schuldbekentenissen van de Cistercienserabt van Floridus Campus (Oldeklooster) in Friesland en men kan zich daarom afvragen, of de hof niet eerder een uithof was van Oldeklooster.
Volgt nog opgave van enige literatuur.
In de “Kloosterlijst” van 2010 plaatst Goudriaan een eventueel tempelierenklooster te Espelo op de eliminatielijst. Dit betekent, dat hij geen bevestiging vond voor het betaan er van. Berichten hierover rangschikt hij onder de legendes.
De De website van de Enschedese Wandelsport Bond ( www.wsv-ewb.nl/espelo) vermeldt het volgende:
“De geschiedenis van de Hof Espelo gaat terug tot diep in de middeleeuwen. De eerste vermelding is te vinden in een bul van Paus Innocentius III van 28 mei 1215, waarin deze het kapittel van Sint Pieter te Utrecht en de daarbij behorende goederen in bescherming neemt. Onder die goederen wordt ook de Hof Espelo genoemd. Zeer waarschijnlijk behoorde de Hof Espelo tot de dos (de bruidschat) die aan het kapittel bij zijn oprichting gegeven werd. Het kan echter ook zijn dat de Hof behoorde aan de kerk van Anneschethe (Enschede), die in 1119 door bisschop Godebald aan de proost van St.Pieter te Utrecht werd geschonken. Vermelding van “Hof Espelo” in de bul van 1215 en in een ander charter van 1235 is in strijd met de oude “Sage” als zou de Orde der Tempelieren de “Hof Espelo” in bezit hebben gehad.”
Waren Tempelieren gevestigd in Espelo?
Het enige dat met zekerheid gezegd kan worden is, dat het uitmoorden van een eventueel Tempelhuis in Espelo niet heeft plaatsgevonden. De bijzonderheden over het ontsnappen van twee ridders zijn bijgevolg ook het produkt van een romantische verbeelding. De “Sage” is niet meer dan een verzonnen stereotiep verhaal, dat in varianten de ronde doet in meerdere plaatsen waar een klooster of huis van de Tempelorde verondersteld wordt. ( Zie: Het Einde, De geschiedschrijving en Zierikzee.).
Blijft de vraag of de Tempelorde ooit in Espelo gevestigd is geweest of er bezittingen heeft gekend.
De beschikbare gegevens leveren geen basis voor een pertinent antwoord. Het is geen “Ja”en geen”Nee”'. Is een dergelijk antwoord in de toekomst te verwachten?
De vondst van een eigentijds document zou een oplossing kunnen bieden. De kans hierop lijkt verdwijnend klein.
Er wordt melding gemaakt van zware verspreidliggende fundamenten. Opgravingen kunnen leerzaam zijn. Maar resultaten, die specifiek naar Tempelieren verwijzen zullen een hoge uitzondering blijven.
Er is sprake van bezittingen van de Hospitaalridders in de omgeving van de Hof te Espelo. Deze zouden in oorsprong afkomstig zijn van de Tempelheeren. Hierover zouden in de zeventiende eeuw problemen zijn gerezen, bij de oplossing waarvan o.a. Oldenbarneveld als raadspensionaris betrokken zou zijn geweest. Als dit waar is en wanneer documenten over dit gebeuren achterhaald kunnen worden, dan zou daar een reële mogelijkheid kunnen liggen om iets meer over de vroegere bezitsverhoudingen te achterhalen. Iets dergelijks was bijvoorbeeld ook voor de Tempeleigendommen in Aarle-Rixtel het geval.
Samenvatting
Met betrekking tot de Hof te Espelo wordt wel verteld, dat er Tempelridders gevestigd waren en dat deze op èèn dag werden uitgemoord. Twee broeders, die toevallig afwezig waren, zouden zijn ontkomen. Dit verhaal wordt doorgaans betiteld als “Sage”.
De moordpartij heeft in feite niet plaatsgehad. De sage is een stereotiep verhaal, dat ook elders de ronde doet en dat terug gaat op een in het verleden algemeen voorkomende foutieve interpretatie van een uitspraak uit het concilie van Vienne.
Of de Tempelheren ooit te Espelo gevestigd zijn geweest is een vraag, die niet met zekerheid beantwoord kan worden, maar waarschijnlijk is dit niet het geval..
Literatuur
Craandijk, J.: Wandelingen door Nederland met pen en potlood. Deel 2. Haarlem, 1876.
Enschedese Wandelsport Bond: Hof Espelo en Wildernis .In: www.wsv-ewb.nl/espelo
Goudriaan, K.: Kloosterlijst. 2010. http://www2.let.vu.nl/oz/kloosterlijst
Schoengen, M.: Monasticon Batavum. Deel II. Amsterdam 1941.
Sloet tot Oldhuis, B.W.A.E.: De Tempelheeren te Espelo. In: Overijsselsche Almanak voor oudheden en letteren.
Vijfde jrg.1 840, pg 104.
Verder | Terug | Home |