Sporen van de Tempelieren in Nederland - http://www.tempelieren.nl - © Ben Brus 2003-2012 




Toch Tempelridders in Emmerik?

Het “Tempelhaus”en zijn legende 

In Emmerik trof men eeuwenlang het Tempelhaus aan, gelegen aan de Tempelstrasze. De straat en een er aan liggend huis werden reeds in 1384 in een oorkonde vermeld. Een oude volkstraditie wilde, dat ooit in het Tempelhaus Tempelridders hadden gewoond. Vermeld werd daarbij, dat deze ridders, toen hun orde werd opgeheven, in èèn nacht spoorloos uit Emmerik verdwenen.

Het Tempelhaus uit het verleden werd in 1528 gebouwd door de edelman Johann van Wylick. Het was een imposant bouwwerk. De entree werd gevormd door een ornamentele trappartij, versierd met twee leeuwen en het familiewapen van de Wylicks. Een hoge vierkante toren, bekroond met een “Zwiebelhaube”, maakte deel uit van het gebouw en vormde eeuwenlang een karakteristiek element in het panorama van de stad. Het huis werd lange tijd bewoond door vooraanstaande adellijke families en was daarna gedurende enkele decennia zetel van het Kleefs bestuur. In de loop der jaren verloor het aan aanzien. In 1792 werd het verbouwd. Het raakte daarbij zijn toren kwijt. Uiteindelijk was er een tabaksfabriek in gevestigd, later een liefdadigheidsinstelling. In 1944 werd het bij een bombardement onherstelbaar beschadigd. Het werd niet herbouwd.

De Tempelstrasze verbond het Tempelhaus met de Alter Markt. Het Christoffeltor voerde van daar naar de Rijnkade. 

                        

Toren van het Tempelhaus in Emmerik op een gravure van Frans Hogenberg uit 1647

                                                                                       ( Uit: A .Dederich. Annalen der Stadt Emmerich.)

De legende in twijfel getrokken.

De legende over de Tempelridders werd in 1667 ernstig in twijfel getrokken door de geschiedschrijver Wassenberg in zijn werk “Embrica”. Hij wees er op, dat het Tempelhaus stamde uit 1528 en bijgevolg nooit door een orde, die in 1312 was opgeheven, gebouwd kon zijn. Bovendien werden de Tempelridders met betrekking tot Emmerik in geen enkele schriftelijke bron uit de middeleeuwen vermeld. Zijn conclusie was, dat het Tempelhaus ten onrechte aan de Tempeliers was toegeschreven. (Wasserberg 1667, p.243. )

Deze zienswijze van Wasserberg werd geleidelijk de overheersende.

   -   In 1867 verdedigt Andreas Dederich de aanwezigheid van de Tempelridders nog. Hij merkt op, dat Wasserberg wel wat erg voorbarig had geoordeeld. Waarom zou het huis in 1667 niet gebouwd kunnen zijn op een perceel, dat in het verleden in het bezit van de Tempelheren is geweest en in 1528 nog steeds hun naam droeg? Bovendien, de betrokken traditie was diep in het bewustzijn van de bevolking geworteld, zo diep, dat haar moeilijk een historische basis ontzegd kon worden. Lag ook verderop, langs de weg naar Elten, die wel “up der Tempel” genoemd werd, niet de Byvank, waarvan eveneens werd gezegd, dat de Tempelridders er hadden gewoond? ( Dederich, 1867. p.348.)

   -   In 1934 laat Ferdinand Goebel nog in het midden of de naam van de Tempelstrasze op de Tempelorde valt terug te voeren. ( Goebel, 1934, p 92.)

   -   In 1977 sluit Heinz Evers zich resoluut aan bij de zienswijze van Wasserberg. Hij formuleert uitvoerig een nieuwe verklaring voor de term “tempel” in de twee Emmerikse namen. Deze zou terug gaan op een veldnaam, te weten op Timp ( ook wel: Tömp, Tup of Tempel ) als aanduiding voor een akker met een puntige vorm. Ter ondersteuning van zijn opvatting wijst hij op de spelling “timpel” in oorkonden, op het verloop van de betrokken straten in Emmerik, op het elders in veldnamen voorkomen van “timp” in de aangegeven betekenis en op het aan de Niederrhein onwaarschijnlijk veelvuldig voorkomen van namen met “Tempel”, wanneer deze inderdaad op vestigingen van de Tempelorde zouden wijzen..

   -   In 1985 laat Cläre Pelzer voor de opvatting uit de volkstraditie geen enkele ruimte meer. Zij schrijft: “Die Meinung, dasz in Emmerich eine Niederlassung des Tempelordens sich befunden hätte, ist auszuschlieszen.” Als mogelijke verklaring voor de naam “Tempelhaus” geeft zij aan, dat het betrokken huis de gemeenschappelijke woning geweest zou kunnen zijn van de aan de hoofdkerk (aan de “Tempel”) verbonden geestelijkheid. De twee namen met “tempel” zouden zogezien getuigen van een specifiek Emmerikse situatie. ( Pelzer, 1985. p.33. Pelzer, z.j.? p.13.)

  -   In  2004 antwoordt het Stadtsarchief op een vraag om gegevens over de aanwezigheid van de Tempelieren: “……muss ich leider mitteilen, dass wir in Emmerich keine Tempelherren hatten.”

De algemene opvatting op het ogenblik lijkt te zijn, dat het een misvatting is te denken, dat de Tempelridders ooit in Emmerik gevestigd waren.

Tempelhaus” en “Tempelstrasze” gezien in een ruimer verband.

De vraag kan gesteld worden, of de laatst genoemde mening – die van Cläre Pelzer- niet vanuit een erg beperkt plaatsgebonden perspectief heeft kunnen postvatten.

Het samengaan van een “Tempelstraat” met een gebouw, dat ook met de term “Tempel” wordt aangeduid, treffen we namelijk niet alleen in Emmerik aan. In Nederland vinden we het in Beuningen, Elburg, Groessen, Huissen, Hulzen, Overasselt, Rijsenburg en Soesterberg. Het is dan wel de vraag, of het aanbeveling verdient voor elk van deze locaties een eigen plaatsgebonden oplossing te zoeken, als het gaat om een verklaring voor de term “Tempel”. Men kan uiteraard niet uitsluiten, dat het “Tempelhaus” in Emmerik zijn naam dankt aan de scherpe hoek aan een grondstuk of aan het feit, dat aan de hoofdkerk verbonden priesters er gewoond hebben, maar het ligt meer voor de hand een voor alle gevallen toepasselijke verklaring te zoeken.

Een hypothese is meer aantrekkelijk naarmate ze eenvoudiger is, meer inzichtelijk en op meer concrete situaties van toepassing. Een verklaring van een naam met “tempel”voor een huis vanuit een slechts verondersteld priesterhuis of puntvormig grondstuk is hier niet langer de meest aantrekkelijke. Dit geldt te meer, omdat in deze gevallen bovendien verondersteld moet worden, dat een straat zonder noemenswaardige aanleiding op zijn beurt zijn naam ontleent aan dat huis. Dit te veronderstellen voor al de situaties  is zelfs ongeloofwaardig. Dergelijke oplossingen zijn te beperkt, te gekunsteld en te willekeurig om in alle gevallen van toepassing te worden geacht. Veel aannemelijker is de simpele veronderstelling, dat de Tempelorde op deze locaties op een of andere wijze aanwezig is geweest. Dit geldt te meer, omdat er dan een rede is geweest om de straat naar het huis te noemen. In veel van de gevallen blijkt de “Tempelstraat” namelijk de weg te zijn, die een pelgrim vanaf een hoofdweg moest inslaan, om het huis van de Tempelorde te bereiken en daarmee een veilig onderkomen te vinden. De Orde stelde zich immers ten doel, pelgrims ter zijde te staan en hun wegen te beveiligen. Een Tempelstraat blijkt inderdaad veelal een verbinding te vormen tussen het Tempelhuis en een doorgaande weg, een aanlegplaats aan een rivier, of een zeehaven. Dit lijkt ook voor Emmerik te gelden. Voor de weg naar de doorgaande route over land is het duidelijk. Voor de weg naar een aanlegplaats aan de Rijn is het minder eenvoudig hierover een uitspraak te doen. De Rijn veranderde in de loop der eeuwen zijn loop namelijk aanzienlijk en daarmee veranderde ook de aanlegplaats..

Steunpunten in een netwerk van doorgaande wegen.

Naast het bovenstaande vormt het volgende een argument voor een mogelijke aanwezigheid van de Tempelheren in Emmerik.

Het beveiligen van de routes naar het Heilig Land beschouwde de Tempelorde als een primaire taak. Zij hield bovendien in het Oosten gedurende bijna twee eeuwen een leger op de been van duizenden strijders met duizenden paarden en machtige kastelen. Dit vereiste een voortdurende aanvoer uit het Westen van manschappen, paarden, wapens, levensmiddelen, materialen en geld. Zoals elk leger verzorgde en beveiligde de Tempelorde haar aanvoerroutes zorgvuldig. Dit bracht met zich, dat door heel Europa een netwerk van doorgaande wegen beschikbaar kwam met  steunpunten op ongeveer een dagreis van elkaar.

Een vraag is dan: kwam Emmerik in aanmerking, om de rol van steunpunt in een dergelijk netwerk toegewezen te krijgen?

Het volgende blijkt:

-          De Rijn was, ook in de middeleeuwen, een belangrijke verkeersader. Ongetwijfeld was er bij Emmerik bovendien een overzetveer.

-          Van ouds liep er langs de rechter Rijnoever de weg van Keulen naar het Noorden.

-          Deze weg splitste zich boven Emmerik. Een tak zette zich voort naar Groessen, kruiste bij Westervoort de IJssel en leidde dan naar Arnhem, Utrecht en Noord Nederland. Deze weg over Groessen is later in onbruik geraakt, maar indertijd was het een belangrijke doorgaande weg. Delen ervan dragen nu nog de naam “Heilweg” ( Heelweg ). Bij Groessen takte zich een weg af naar het Angeroyse veer over de Rijn naar de Over-Betuwe, o.a. naar Huissen. Dit veer was indertijd eveneens belangrijk. In latere eeuwen is het verdwenen; het Loo-veer nam de rol over. ( Van Petersen, p.137, 138, 236 en 237. )

-          Van belang is hier, dat zowel Groessen als Huissen ook genoemd worden als vestigingsplaatsen van de Tempelorde.

-          Een andere tak, verliet de Rijn in Oostelijke richting, in de richting Wehl. Ook dit was indertijd een belangrijke verkeersweg. Ze werd “Karweg” genoemd. Ook de naam “Keulseweg” kwam voor. In de middeleeuwen was er in Beek een tol aan gevestigd. De weg leidde via Doesburg naar de toen economisch en cultureel belangrijke IJsselstreek met steden als Zutphen, Deventer en Zwolle. ( Van Petersen. p. 208, 209, 210 en 303. )

-          Hier is nog van belang te vermelden, dat deze weg bij Beek langs de Byvank voerde, waarvan eveneens gezegd wordt, dat de Tempelieren er gevestigd waren.

De conclusie kan geen andere zijn, dan dat Emmerik ruimschoots voldeed aan de “verkeerstechnische” eisen, die aan een steunpunt in het netwerk van de Tempelorde gesteld werden. Het lag aan een belangrijke land- en waterweg en binnen een dagreis afstand lagen andere (mogelijke) vestigingen van de Tempelorde.

De Tempelridders terug in Emmerik?

Het bovenstaande is geen definitief bewijs dat in Emmerik inderdaad een Tempelhaus ooit door Tempelieren werd bewoond. Wel is duidelijk geworden , dat aanwezigheid van de Tempelorde in Emmerik voorlopig de meest plausibele verklaring is voor de namen “Tempelhaus” en “Tempelstrasze”. Zolang niet een meer overtuigende hypothese wordt voorgelegd, lijkt het raadzaam van de aanwezigheid van de Tempelridders in Emmerik uit te gaan.

Het lijkt zeer wel mogelijk verdere empirische gegevens te verzamelen, die de gestelde hypothese ondersteunen of ondergraven. Bijvoorbeeld:

-          Vermeldingen in middeleeuwse documenten. ( De kans hierop lijkt overigens verdwijnend klein.)

-          Archeologische vondsten uit de omgeving van de Tempelstrasze en het voormalig Tempelhaus.

-          Nadere bijzonderheden met betrekking tot het wegennet en de loop van de Rijn in de betrokken tijdsperiode.

-          Bijzonderheden met betrekking tot locaties in een ruime omgeving rond Emmerik, die er van verdacht kunnen worden bezit van de Tempelorde te zijn geweest. Zoals blijkt uit een uitlating van Heinz Evers zijn deze locaties in ruime mate aanwezig. ( Evers, 1977. p. 263. )

-          Gegevens met betrekking tot de houding van in aanmerking komende autoriteiten ( Aartsbisschop van Keulen, Bisschop van Utrecht, Graaf van Gelre ) tegenover de Tempelieren. ( Zie in dit verband: Het Land van Maas en Waal. Onder punt 11, 12 en 13.)

 

Literatuur:

Dederich, A.:              Annalen der Stadt Emmerich.  Emmerik 1867.  (Repr. Düsseldorf, 1971.)

Evers, H.:                   Straszen in Emmerich.  Köln,  1977.

Goebel, F.:                 Emmerich einst und jetzt.  Emmerich, 1934.

Pelzer, C.:                   Die Hausnamen in Emmerich. In: Beiträge zur Geschichte der Stadt Emmerich.  No.9

idem :                          Emmerich im 19. Jahrhundert.  Emmerich, 1985.

Petersen, J.W.van.:     Reizen is tol betalen. Aalten,  2002.

Wassenberg, E.:         Embrica sive urbis EmbricensisKleve, 1667.

( Vertaling van Rudolf Reis,:  Emmericher Forschungen. Band  5, 1953; Band 6, 1984.)

 

Verder Terug Home