Sporen van de Tempelieren in Nederland - http://www.tempelieren.nl - © Ben Brus 2003-2012
Alphen
In Alphen (Noord Brabant) lag ooit de commanderij Ter Brake. Het is een van de twee commanderijen van de Tempelorde op het grondgebied van het huidige Nederland, waarvan het bestaan in der tijd algemeen wordt erkend.
Vermeldingen in de literatuur
Meerdere uit de middeleeuwen stammende documenten getuigen van het bestaan van dit Tempelierenklooster. Dit bestaan wordt bijgevolg door geen auteur in twijfel getrokken. Zeer veel schrijvers vermelden de commanderij Ter Brake. We beperken ons hier tot een weergave van de vermelding in twee bekende kloosterlijsten:
:
Schoengen schrijft in het in 1941 verschenen “Monasticon Batavum”II, pg 11: “Alphen (N.Br.). 1. Tempeliers. Patr. S. Johannes Baptista. Ter Oever. Ter Brake. Gesticht in 1100 door Hendrik II, Heer te Breda (Krúger, II, 32). De Tempeliers van Ter Brake bezaten een kapel te Breda (Moll, II, 2, 133). Den 2.Mei 1312 gingen zij over naar de orde van Malta (Johannieters). De bezittingen vervielen later aan de heeren van Breda.” Hierna wordt enige literatuur vermeld.
Goudriaan vermeldt in zijn in 2010 verschenen “Kloosterlijst”: “Alphen. Tempeliers. Ter Brake. Commanderij van de Tempeliers. Waarschijnlijk kort na 1144 gesticht door de heer van Breda. Beëindiging van het kloosterleven 1312.” ( “Ca.1313: Johannieters ontvangen de goederen van de opgeheven commanderie van de Tempelorde.”) Literatuur. Placidus (1952/1976) 157-158; Streefland (1979-80); Bijsterveld(1990) en (1991); Van Winter, Sources, passim; Nuyttens (2007)
Ligging
De commanderij lag ongeveer een kilometer ten zuid-oosten van de dorpskern van Alphen. Het gebied was in de prehistorie, in de Romeinse en in de Frankische tijd reeds bewoond. Willibrord ontving er een grote schenking, bestaande uit hoeven en gronden. Deze liet hij na aan de abdij van Echternach die het domein enkele eeuwen beheerde.
Reconstructie van het “vrij”gebied Ter Brake
Ontleend aan: Hardeveld in: Het Brabants Kasteel, jrg. 12, nr. ¾, pg. 68.
Het klooster lag op een kruispunt van doorgaande wegen. Van Lawick (pg. 2.) beschrijft de situatie als volgt: “Het (oude Alphen) vormde een belangrijk strategisch punt, nl. het kruispunt van twee grote Noord-Brabantse verkeersaders, de Oude Maastrichtsche baan, lopende ZO,-NW, en de Romeinse baan, lopende ZW,-NO. De eerste was de Romeinse heirweg, komende uit de omgeving van Neer (tussen Venlo en Roermond) over Nederweert-Someren-Helmond en leidende naar Dordrecht, waarschijnlijk over Geertruidenberg; de tweede was de grote Romeinse heirweg komende van Bavay (tussen Vallenciennes en Maubeuge) langs Enghien, tussen Antwerpen en Mechelen door over Hoogstraten en leidende over Heusden en Vianen naar Utrecht.”
Oorkonden
Contemporaine documenten, waarin de commanderij te Alphen uitdrukkelijk wordt aangegeven, zijn de volgende:
1236: De preceptor van de provincie Francia van de Tempelorde en de abt van Tongerloo beloven zich te zullen neerleggen bij een arbitrageuitspraak met betrekking tot de begrenzing van een hoeve van de abij te Alphen. De tempelier broeder Herman wordt genoemd als lid van het scheidsgerecht. (Erens, nr. 122.) (Hier worden de Tempelieren in Alphen voor het eerst vermeld.)
1236: De uitspraak van het scheidsgerecht stelt de abdij van Tongerlo definitief in bezit van een hoeve te Alphen, bepaalt de begrenzing ervan en stelt de vergoeding vast die de abdij jaarlijks aan de Tempelieren zal betalen. Namens de Tempelorde treedt op: “fr. Heremannus de domo milicie Templi” (Erens, nr. 123.)
1245: De abt van de abdij Tongerloo oorkondt, dat de meester van de Tempel van de provincie Francia heeft toegestaan hun nieuwe hof te Alphen te vergroten met twee roeden lands. (Cerutti, I, nr. 27.)
1261: Broeder Jan en broeder Hendrik, tempeliers van Ter Brake, verklaren namens hun orde ten gunste van de abdij van S-Michiels te Antwerpen af te zien van rechten op de nalatenschap van een overleden priester, die een kruisvaartgelofte had afgelegd. (Goetschalcks, I, nr. 152.) (De naam”Ter Brake” van de commanderij komt hier voor het eerst voor in een schriftelijk stuk,)
1289: De schepenen van `s-Hertogenbosch oorkonden, dat de meester van de commanderij Ter Brake te Alphen goederen te Rixtel en Heesbeen in pacht heeft gegeven aan Amilius van Buscele. (Camps, nr. 439.)
1300 (+): Akte waarin de meester van Ter Brake er zich over beklaagt, dat Godeverd van Bussle en zijn zuster Gertrud, pachters van het goed te Rixtel en Heesbeen, nog nooit ”ten hove en quamen”. (Burgers, pg.392.)
1311: Verslag van een onderzoek omtrent de rechten van de Heer van Oosterhout enerzijds en de orde der Tempeliers als bezitster der commanderij Ter Brake anderzijds in de beide heerlijkheden. (Cerutti, I, nr.104.)
1313: Lijst van bezittingen en inkomsten verbonden aan de commanderij Ter Braake van de voormalige Orde der Tempeliers, opgesteld ter gelegenheid van de overname door de Orde van St.Jan. (Cerutti,I, nr 109.)
Deze documenten zijn ruim voldoende om het bestaan van de commanderij Ter Brake aan te tonen, het blijft echter een uiterst magere basis voor een geschiedschrijving ervan.
Hoewel het zeker in de begintijd gebruikelijk was, dat schenkingen aan de Orde als geheel werden gedaan, zonder dat afzonderlijke huizen werden vermeld, kon bij nader toezien van een aantal oorkonden van vroege datum alsnog aannemelijk worden gemaakt, dat ze op Ter Brake betrekking hadden. Ook konden uit diverse lijsten van eigendommen en rechten uit de tijd dat de commanderij in bezit was van de Orde van St.Jan met succes gereconstrueerd worden, welke goederen afkomstig waren van de Tempelridders. (Zie: Bijsterveld, pg. 89)
Dit heeft er toe geleid, dat in de afgelopen eeuw een aantal studies konden verschijnen, die een, zij het nog steeds uiterst lacunair beeld geven van de wederwaardigheden van de commanderij in de tijd dat deze bezit was van de Tempelieren. De volgende publicaties worden hier vermeld:
H.Ch.G. Baron van Lawick (1949) vermeldt - zoals de titel aangeeft - voornamelijk bijzonderheden uit de tijd, dat de commanderij in handen was van de Johannieters.
A.A. Streefland (1980) inventariseert zorgvuldig de gegevens, die met betrekking tot de commanderij achterhaald konden worden.
A.J. Bijsterveld (1990) zet uiteen, hoe de abdij van Echternach na 1100 de greep op haar omvangrijk Alphens domein meer en meer verloor, en hoe het goed geleidelijk in handen kwam van de heren van Breda, de Norbertijner abdij van Tongerlo en de commanderij Ter Brake van de Tempelorde. Een proces dat in 1205 zijn definitieve afronding vond.
Het ontstaan en verdwijnen
Een stichtingsoorkonde van Ter Brake is niet bekend. Op grond van berichten van latere kroniekschrijvers werden stichtingsjaren genoemd varieërend van kort na de verovering van Jerusalem in 1099 tot 1144. Het laatst genoemde jaar wordt op het ogenblik wel als het meest waarschijnlijke beschouwd. Met meer zekerheid wordt algemeen aangenomen, dat de heren van Breda de stichters waren. Het feit, dat deze heren en de Tempelieren van Ter Brake in Alphen en Oosterhout een aantal gemeenschappelijke rechten hadden, is hiervoor een argument.(Streefland, pg. 147 en 148.) Mogelijk hebben de Tempelridders ook rechtstreeks restantgoederen van de abdij van Echternach overgenomen, (Bijsterveld, pg. 89 - 96)
In 1312, tijdens het concilie van Vienne, werd door paus ClemensV de Tempelorde opgeheven. Haar goederen werden toegewezen aan de Johannieter Orde. Ook de commanderij Ter Brake werd overgedragen. Zij ressorteerde nadien onder de balije Chantraine van de Johannieter orde, tot deze het “vrijgoed” in 1616 verkocht aan de familie Oranje-Nassau. Dit verklaart waarom het later “Prinsenhoef” werd genoemd. In 1887 werd het publiek verkocht.
Zoals gezegd, rechtstreeks werd van de geschiedenis van de commanderij, uit de tijd dat deze aan de Tempelorde toebehoorde, weinig meer bekend dan hetgeen hierboven werd weergegeven als opsomming van contemporaine documenten. In de afgelopen eeuw werd echter wel gepoogd op grond van latere gegevens - met name lijsten van bezittingen uit de tijd dat de commanderij in bezit was van de Johannieters – meer zicht te krijgen op de goederen en rechten van Ter Brake. Zonder resultaat bleef dit niet. (Zie hiervoor: Streefland,, pg. 149 – 161 en Bijsterveld, pg. 89 - 96.)
Goederen en rechten
Een afgerond volledig overzicht van de rechten en goederen van de commanderij is niet beschikbaar. De volgende opsomming moge hier volstaan:
Bezittingen en rechten van de Orde te Oosterhout
Landerijen, bossen, een hoeve en een deel van de tienden te Turnhout.
Goederen en rechten te Duffel
Een hoeve en het patronaatsrecht over de parochiekerk te Rixtel
Een hoeve te Heesbeen.
Heerlijke rechten op woeste gronden in Alphen en Oosterhout, gedeeld met de heer van Breda.
Hoeven met erfdienst: vier in Ter Over, vier in Boshoven, drie in Kwaalburg, een in Chaam en een in Druisdijk
De lage rechtspraak te Alphen en Oosterhout, gedeeld met de heer van Breda.
Het bezit van een molen en het molenrecht te Alphen.
Een deel van de tienden en cijnsen te Alphen, Chaam en Boshoven.
Recht op 165 kippen per jaar.
Verder is er nog op een weinig heldere wijze sprake van renten en cijnsen te Geertruidenberg, Dongen, Goirle, Weelde, Meerle, Ravels, Baarle en Tilburg.
Het is duidelijk, dat de Tempelridders in anderhalve eeuw rond hun commanderij Ter Brake een omvangrijk bezit bijeen wisten te brengen. Sommigen houden het er op, dat dit-alles toch slechts van geringe waarde was, omdat het hoofdzakelijk bestond uit woeste en onvruchtbare gronden.( Zie bijvoorbeeld “Vermelding” aan het slot van deze tekst.) Hier staat tegenover dat Streefland (pg.160 en 161) na zorgvuldige bestudering van in aanmerking komende documenten, spreekt van niet onaanzienlijke inkomsten. Bij onderlinge vergelijking van de inkomsten van de commanderijen van de St.Jansorde in Brabant in de 14de en 15de eeuw, blijkt Ter Brake te behoren tot de goederen met de grootste opbrengsten.
Voor de waarde van het bezit pleit ook, dat de verkoop van een groot deel van de commanderij aan de Prins van Oranje in 1616 plaats vond tegen betaling van een jaarlijkse eeuwigdurende en niet-afkoopbare rente van ruim 3666 gulden, een voor die dagen zeer aanzienlijk bedrag. Men kan tegenwerpen, dat in 1616 vanaf de tijd van de Tempelieren drie eeuwen verlopen waren. Intussen zou met het bezit van alles gebeurd kunnen zijn. Streefland (t.a.p.) schrijft echter: “Samenvattend kunnen we zeggen, dat de basis voor de rechten en bezittingen van de commanderij Ter Brake gelegd is door de Tempeliers. De Johannieters hebben geen nieuwere goederencomplexen aan de bezittingen toegevoegd. Binnen de goederencomplexen van Alphen en Oosterhout is de opbouw van het bezit, behoudens kleine wijzigingen, onveranderd gebleven. Voor de rechten, welke de Johannieters in de 14de en 15de eeuw in Alphen en Oosterhout hadden, geldt hetzelfde. Vrijwel al die rechten waren reeds in het bezit van de Tempeliers.”
In de dertiende eeuw was Ter Brake dus blijkbaar een bron van economische macht en van aanzienlijke inkomsten. Aan het eind van de eeuw klonk luider de klacht, dat de geestelijke ridderorden het vele geld, bestemd voor de strijd in het Oosten, verspilden aan nutteloze zaken. Ook kroniekschrijvers uit latere eeuwen spreken over heerlijke, royaal gebouwde, prachtige kloosters van de Tempelorde, waar het de bewoners aan niets ontbrak en waar deze een behaaglijk leven leidden. Gold dit misschien ook voor het Ter Brake met zijn ruime inkomsten?
Gebrek aan eigentijdse documenten laat niet toe hierover rechtstreeks een uitspraak te doen. Echter, ook in Engeland werden in de betrokken periode de Tempelieren gearresteerd en werden hun bezittingen geconfiskeerd. Protocollen bleven bewaard, waarin de in beslag genomen goederen beschreven werden. Helen Nicholson (pg. 123/124.) vat samen: “But the houses themselves were not generally well supplied with the comforts of life, even at this period when furnishing generally was minimal. The Templars lived at the same sort of level as the farmers who were their tenants...... The commander was expected to send any surplus income to the provincial Master for dispatch to the East rather than spend it on making the Templars' lives more comfortable.”
Er is geen reden om aan te nemen dat de situatie op Ter Brake een andere is geweest. Zolang er geen overtuigend bewijs is voor het tegendeel, lijkt het verstandig aan te nemen, dat de Tempelieren er uiterst sober hebben geleefd, en dat aanzienlijke bedragen zijn afgedragen voor de strijd in het Oosten. Of en in welke mate er mannen geworven werden om als ridder, dienende broeder, vakman of arbeider naar het strijdtoneel te worden gezonden, blijft een vraag. Voorgekomen is het waarschijnlijk wel.
De commanderij was niet alleen een centrum van economische macht, zij had ook juridische macht. Ter Brake was een “vrijgoed” met bepaalde heerlijke rechten.
Minder duidelijk is, of de commanderij ook in de hierarchie van de tempelhuizen een bepaalde leidende rol was toebedeeld. Waren er huizen, die aan haar ondergeschikt waren?
Sommigen nemen aan dat in Oosterhout, Aarle-Rixtel, Heesbeen en Breda van Ter Brake afhankelijke huizen stonden. Anderen houden het er echter op, dat het hier ging om hoeven, die in het bezit van Ter Brake waren en die van daaruit werden verhuurd. In dat geval waren er geen ordeleden in kloosterverband woonachtig.
Sommige auteurs gaan verder. Zo stellen Van Buyten en Vanderzeypen (pg. 149.), dat Ter Brake zich ontwikkelde tot het bestuurlijk centrum van de Tempelorde in de Noordelijke Nederlanden. De commanderij zou de tempeleigendommen beheerd hebben te Aarle-Rixtel, Heusden, Middelburg, Zierikzee, Haarlem, Beverwijk en Texel. Helaas vermelden zij geen bron voor deze opvatting.
De Gebouwen
De Hof Princehoef te Alphen in 1831
Naar: Pentekening van D.T.Gevers van Endegeest. In: Hardeveld. Het Brabants Kasteel, jrg.12, nr.3/4, pg.84.
J.P.W.A.Smit (1920) beschrijft de commanderij als gebouw, zoals dit er na een ingrijpende reconstructie in 1698 - dus als Princehoef– heeft uitgezien. Hij deed dit op grond van aantekeningen van Mgr. Van Hees, die zelf op de commanderij geboren was. Het hoofdgebouw verschijnt er als “sterk en weldoortimmert, met ene hooge ouderdom”. Het bestond uit drie in elkaar overlopende vertrekken en een aanbouw. Er naast stonden enkele bijgebouwen, waaronder een paardenstal en een schaapskooi.
Uitgaande van deze beschrijving, een afbeelding en een “bestek”publiceerde G.W.J. Hardeveld ( pg.75 – 84 ) enige tekeningen en plattegronden van het huis.
Ontleend aan: Hardeveld. In: Het Brabants Kasteel, jrg. 12, nr. ¾, pg.91.
Dit alles had betrekking op het bouwwerk aan het eind van de 17de eeuw en later. Ongetwijfeld bleven in het muurwerk ervan restanten uit voorgaande perioden bewaard. Feitelijke gegevens hierover ontbreken echter. Sommige auteurs vermelden, dat het stenen bouwwerk van vòòr 1698 gebouwd werd door de Johannieters. Hoe de commanderij er eeuwen te voren in de tijd van de Tempelridders heeft uitgezien, daarover valt bijgevolg weinig te zeggen. Wel zijn enkele elementen, waarschijnlijk stammend uit die periode, langer bewaard gebleven. Daardoor kunnen daarover wel enige bijzonderheden vermeld worden:
Dit betreft:
De kapel. Een klein, zeer eenvoudig rechthoekig gebouwtje, bestaande uit vier traveeën, gedekt met een rieten dak. Dit stond op 15 meter afstand van het hoofdgebouw. Aan de voorgevel bevond zich een bescheiden vierkant torentje, met een klein klokje. Er was een houten tongewelf aanwezig, versierd met engelenfiguren. Aan het eind van de 17de eeuw was de kapel niet meer voor godsdienstoefeningen in gebruik. In 1830 werd ze afgebroken.
De gracht. Soms wordt gesproken van een dubbele gracht waar de Romeinse heirweg tussendoor liep. De gracht was breed en diep, maar stond doorgaans droog. Ze omsloot een gebied van drie en een halve hectare. Eind 19de eeuw werd ze gedempt.
De visvijver, de “Braakewouwer “genaamd, was 250 m lang en 20 m breed. Ze was opvallend visrijk, overeenkomstig het doel, waarvoor ze in vroegere tijden was aangelegd. Rond 1900 werd ze gedempt.
De lindeboom. Een legendarische dikke holle boom, staande op enkele meters afstand van het hoofdgebouw. In 1924 bedroeg de omvang op borsthoogte zes en een halve meter. In dat jaar werd ze geveld en tot brandhout verzaagd.
In 1860 werd de Princehoef afgebroken. Op dezelfde plaats werd een gewone boerderij gebouwd. Afgezien van enkele oneffenheden in het terrein zijn er geen zichtbare sporen meer die nog aan de commanderij Ter Brake herinneren. Archeologisch onderzoek kan mogelijk in de toekomst meer licht brengen.
In 2000 werd door A.A.A.Verhoeven verslag uitgebracht over een “Aanvullend Archeologisch Onderzoek in het tracé van de rondweg om Alphen”. Een perifeer gedeelte van het grondgebied van Ter Brake was bij dit onderzoek betrokken. Het was uiteraard niet gericht op sporen van de voormalige tempelierencommanderij. Toch werden in het verslag enkele bevindingen genoemd, die hier vermelding verdienen. Het betreft het volgende:
“Op een vindplaats uit de Romeinse tijd, die op basis van vondstmeldingen door pastoor Binck zou kunnen worden vermoed, is geen spoor aangetroffen”. (pg.10.) Niet duidelijk is, of dit de veronderstelde Romeinse weg betreft.
In de bodem bevinden zich nog fundamenten van de oude commanderij. De bakstenen waaruit deze bestaan zijn van een bepaald groot formaat, dat tot in de tweede helft van de 14de eeuw in het noordoosten van Noord-Brabant voorkwam. Hieruit wordt geconcludeerd, “dat de stenen commanderij teruggaat tot de 13de eeuw. Indien er daarvóór al een commanderij aanwezig was, moet deze in hout zijn uitgevoerd geweest. Tufsteen, het tot in de 12de eeuw meest gangbare bouwmateriaal naast hout, is rond het Prinsenhoef niet gevonden.”(Pg. 16.)
Bij de aanleg van de nieuwe rondweg zal ongetwijfeld een deel van het historisch en archeologisch zeer waardevolle terrein worden vernietigd. Voorgesteld wordt het gehele hofterrein en de directe omgeving nauwkeurig in kaart te brengen. (Pg. 16.)
Op de vindplaats 'Molenbaan” werd het patroon gevonden van een 12de of 13de eeuwse boerderij, met een bootvormig grondpatroon en een omvang van ongeveer 22 bij 10,5 m. Deze lag aan de rand van een stuk vruchtbare, hoger gelegen bosgrond. Dit was pas bij de aanleg van de boerderij in gebruik genomen. “Het gebouw was dus een echte ontginningshoeve, die gezien zijn ligging welhaast in bezit van de Tempeliers moet zijn geweest.” (Pg. 16 en 24.)
Het einde
Uit de in 1313 door de Johannieters opgestelde lijst van aanwinsten blijkt duidelijk, dat zij, overeenkomstig de pauselijke beslissing, in 1312 de commanderij Ter Brake, met alles wat er toe behoorde, van de Tempelieren hebben overgenomen. Hoe de laatsten zich hierbij hebben opgesteld, hoe het hen is vergaan en waar zij zijn gebleven, daarover vermelden de documenten niets. Wel bleven twee schriftelijke stukken bewaard waarin iets staat opgetekend, dat in dit opzicht te denken geeft.
In 1311 werd op verzoek van Philips van Liedekerke, die kort tevoren heer van Alphen en Oosterhout was geworden, een onderzoek ingesteld naar de rechten in de twee heerlijkheden van enerzijds de Tempelorde en anderzijds de heer. Voor beide partijen werden 30 getuigen gehoord. Het betrokken verslag vermeldt, dat het onderzoek plaats vond in aanwezigheid van Philips van Liedekerke en bij afwezigheid van de meester van Ter Brake en zijn mannen. Iedere verdere toelichting of verklaring ontbreekt. Het onderzoek vond blijkbaar ongestoord doorgang.
In de inventarislijst, die in 1313 werd opgesteld bij het in bezitnemen van Ter Brake door de Hospitaalridders, wordt in de aanhef opgemerkt, dat de landerijen van de commanderij niet goed op hun waarde konden worden geschat. Zij waren namelijk verwilderd en brachten weinig op. Alvorens men kon zaaien moest eerst worden afgebrand.
Duidelijk is, dat in de jaren, die aan 1313 vooraf gingen, het beheer van Ter Brake onder de Tempelieren vergaand verwaarloosd werd. Mogelijk waren deze er in het geheel niet aanwezig
.
Hoe was hun situatie meer algemeen beschouwd? (Zie: Het Einde.)
In 1307 had Philips de Schone in Frankrijk de Tempelieren laten arresteren en hun via foltering bekentenissen afgedwongen. Kort daarop had hij andere vorsten schriftelijk aanbevolen zijn voorbeeld te volgen. De hertog van Brabant, in wiens hertogdom Ter Brake lag, antwoordde hem hierop onderdanig, dat hij in zijn gebied de Tempelieren gevangen had laten nemen en op hun goederen beslag had laten leggen. Of dit inderdaad in Alphen is gebeurd, is niet met zekerheid bekend. Het dient te worden gevreesd.
Antwoord van de hertog van Brabant aan de Franse koning in 1307
Uit:J.Schwalm. Reise nach Frankreich und Italien.p.633.
In 1210 droeg paus Clemens V de bisschoppen op alle Tempelieren te doen berechten. Bij ontkenning van schuld diende foltering te worden toegepast. Deze opdracht heeft ook de bisschop van Luik, in wiens diocees Alphen lag, bereikt. Hoe hij deze de opdracht heeft uitgevoerd is niet bekend.
Gezien deze omstandigheden kan de afwezigheid bij een onderzoek en het verwaarlozen van akkers niet meer verbazen. Wel blijven vragen als: Wat overkwam de Tempelieren van Ter Brake in de betrokken jaren? Verbleven ze in de gevangenis, werden ze berecht, waren ze voortvluchtig, vonden ze een toevlucht bij de broeders van St.Jan? Niemand weet het. Ze verdwenen geruisloos, zonder een spoor na te laten.
Vermelding verdient hier, dat M.Nuyttens (2007, pg.121 en 159.) voor het verwaarlozen van de landerijen van Ter Brake in het begin van de 14de eeuw en voor de absentie van de meester en zijn mannen bij het onderzoek een andere verklaring geeft. Hij schrijft: ”Er waren commanderijen, zoals Ter Brake en Oosterhout, die schrale gronden hadden, ze werden op de duur vrijwel verwaarloosd”. “Ook bij de commanderij van Ter Brake stellen we vast dat de weinig opleverende gronden niet zelf werden beheerd maar verpacht” .“De gronden zouden van weinig waarde zijn geweest.” Over de moeilijke situatie, waarin de Tempelridders zich in die dagen bevonden, wordt niet gerept.
De kennelijk onjuiste opvatting, dat de Tempelieren aan het einde van de 13de eeuw hun bezit bij Ter Brake zouden hebben verwaarloosd, omdat ze het van weinig waarde zouden hebben geacht, vindt men ook bij Hardenberg (pg.10.)
Betrokkenheid bij het doorgaand verkeer
Zoals boven reeds vermeld: Alphen lag aan het kruisppunt van twee belangrijke doorgaande wegen. Van beide wordt wel gezegd, dat ze in oorsprong Romeins zouden zijn.
De grote, uit de tijd van de Tempelieren stammende visvijver getuigt ervan dat men was ingesteld op onverwachte gasten. In latere tijden is er ook sprake van het brouwen van bier op de hoeve.
Aangenomen mag worden, dat Ter Brake indertijd gefunctioneerd heeft als steunpunt voor reizenden.
Samenvatting
Het hof Ter Brake bij Alphen in Noord-Brabant was een commanderij van de Tempelorde in Nederland waarvan het bestaan indertijd algemeen werd aanvaard.
Een aantal middeleeuwse documenten met betrekking tot Ter Brake bleef bewaard.
Aangenomen wordt, dat de commanderij gesticht werd door de heer van Breda in 1144.
Zij verwierf veel rechten en goederen. Onder de Brabantse commanderijen behoorde ze tot de groep met de hoogste inkomsten.
Over haar geschiedenis is verder weinig bekend.
Toen de Orde in 1312 werd opgeheven werden haar bezittigen, overeenkomstig de beslissing van de paus, overgedragen aan de Johannieterorde. Hoe het de Tempeliers van Ter Brake in die dagen is vergaan, is niet bekend.
De commanderij kwam uiteindelijk in partculiere handen. Afgezien van enkele oneffenheden in het terrein zijn geen direkt waarneembare sporen meer aanwezig.
Literatuur
Bijsterveld, A.J.: Alphen van Echternachs domein tot Bredase heerlijkheid, 1175-1312, I. In: Jaarboek van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Stad en Land van Breda “De Oranjeboom”. Deel XLIII, 1990, p.77 – 111; Deel XLIV,1991, p110 -148.
Buyten, Y. van, en W. Vanderzeypen: De Tempeliers. Huurlingen van de Paus. Synthese en Aqua Fortis, (2005)
Camps, H.: Oorkondenboek van Noord-Brabant. `s-Gravenhage, 1979.
Cerutti, F.F.X.: Middeleeuwse rechtsbronnen van Stad en Heerlijheid Breda. Utrecht, 1956.
Erens, M.A.: De Oorkonden der Abdij Tongerloo. Tongerloo, 1948.
Goetschalckx, P.J.: Oorkondenboek der Witheerenabdij van S.-Michiels te Antwerpen. Van Hoeydonck, Eekeren-Donk, 1909.
Goudriaan, K.: Kloosterlijst. Http://www2.let.vu.nl/oz Amsterdam.
Hardenberg, H.: De ondergang van de Tempeliers. In: Johanniter Orde in Nederland. 14e jrg. nr 56A, Juli, 1963.
Hardeveld, G.W.J.: Ter Brake. In: Het Brabants Kasteel. Jrg.12, nr.3/4, December 1990. Pg. 54-95.
Lawick, H.Ch.G.Baron van : Enige verzamelde gegevens omtrent de commanderij ter Braeke van de Orde der Ridders van Sint Jan in N.Brabant. In: Jaarboek van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Stad en Land van Breda “De Oranjeboom”. Jrg. 1949, pg.1- 17.
Nicholson, H.: The Knights Templar. A new History. Phoenix Mill, 2004.
Nuyttens, M.: Krijgers voor God. De orde van de tempeliers in de Lage Landen (1120-1312). Leuven/Zutphen, (2007).
Schoengen, M.: Monasticon Batavum. Amsterdam, 1941.
Smit, J.P.W.A.: De commanderij “Ter” Braake onder Alphen. In: Taxandria. 27ste jrg. Bergen-op-Zoom. 1920. Pg. 142-149.
Streefland, A.A.: Tempeliers in Brabant. De Commanderij Ter Brake bij Alphen. In: Jaarboek van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Stad en Land van Breda “De Oranjeboom”. Jrg.1979-1980, pg. 141-166.
Verhoeven, A.A.A.: Aanvullend Archeologisch Onderzoek in het tracé van de rondweg om Alphen, in opdracht van de provincie Noord-Brabant, ADC Rapport 48, Bunschoten, 2000.
Verder | Terug | Home |