Sporen van de Tempelieren in Nederland - http://www.tempelieren.nl - © Ben Brus 2003-2012 




Steunpunten van de Tempelorde in de  Bommelerwaard en in het Land van Heusden en Altena ?

 

Een cluster van “verdachte” locaties

 

In de streek rond Heusden wordt, zoals in het voorgaande bleek, een soortgelijke situatie aangetroffen als in Maas en Waal, te weten:

A. Een verdichting van locaties, die mogelijk in relatie hebben gestaan tot de Tempelorde. Deze locaties worden hier aangeduid met de plaatsnamen: Brakel, Delwijnen, Wijk en Aalburg, Heesbeen, Heusden en Besoyen. De aanwijzingen voor een relatie met de Orde zijn soms maar zwak, in andere gevallen zijn ze sterker.

B. Deze locaties zijn alle gelegen op hogere gronden, zodat ze – ook toen de dijkgordels nog niet gesloten waren - vrij waren van wateroverlast.( De vestiging in Heusden lag hoogst waarschijnlijk “op de dijk”.)

C. Ze zijn alle van oude datum. De oorsprong ligt in het duister.

D. Ze liggen alle aan of in de nabijheid van een rivier.

 


Omgeving van Heusden

1.Besoyen; 2.Heusden; 3.Heesbeen; 4.Wijk en Aalst; 5.Delwijnen; 6.Brakel.

A: Restant van de zuidelijke Romeinse heerbaan van Nijmegen naar Leiden.

B: Grote Heerbaan of Arnhemse Bovenweg. ( Kwam in de plaats van de Limesweg.)

C: Weg van Utrecht naar het Zuiden: naar Brabant, Vlaanderen, enz.( hypothetisch )

 

 

De vraag dringt zich op, of hier, zoals in Maas en Waal, eveneens wegen vallen aan te wijzen met de volgende kenmerken:

 

1 - Het zijn doorgaande wegen, dus wegen die betrokken zijn bij het langeafstandsverkeer.

2 - De van een relatie met de Tempelorde verdachte locaties liggen aan deze wegen.

3 - Waar de wegen een rivier kruisen ligt een locatie in de nabijheid, zodat het betrokken overzetveer of de voorde van daaruit verzorgd kan worden.

 

Twee wegen komen hier inderdaad in aanmerking:


1. Een Oost/West weg.

 

 De zuidelijke Romeinse weg van Nijmegen naar Leiden - aangegeven op de Peutinger kaart - is naar zijn verloop redelijk goed bekend. De Koningstraat ( later De Van-Heemstrabaan ) volgt min of meer het tracé door Maas en Waal. ( Zie Maas en Waal. ) Vervolgens liep de weg door de Bommelerwaard, tussen de Maas en de Waal. Algemeen wordt aangenomen, dat hij daar Rossum ( Grinnibus ) passeerde. Op grond van bodemonderzoek en -vondsten ( Modderman: pg. 322 – 325) wordt aangenomen, dat de weg verder liep langs Hurwenen, Bruchem en Delwijnen. Duidelijk is, dat hij daarna een ( nu afgedamde) Maastak  kruiste. ( Zie bovenstaand kaartje ) Hier lag van ouds een voorde. De betrokken Maastak voerde maar weinig water. Volgens de verhalen kon men er bij lage waterstanden met behulp van enkele bossen riet droogvoets de overkant bereiken. De buurtschap ”Rietschoof” zou hier zijn naam aan danken. Op grond van bewoningssporen wordt verder aangenomen, dat de weg daarna Wijk passeerde. De Polstraat aldaar wordt aangewezen als restant van de Romeinse heerbaan. (Voogd: Brabants Heem V. pg. 111 en 112.) Daarna volgden Eethen, Meeuw, Dussen en Almsvoet in het gebied, dat nu “De Biesbos” heet. ( Zie Braams, pg. 17 en kaart in Colenbrander). De oude Romeinse weg liep indertijd door tot Leiden. Dit laatste weggedeelte was in de dertiende eeuw – in de tijd van de Tempelieren – zeker nog in gebruik. Zie hiervoor verder: Wijk en Aalburg.

Het is duidelijk, dat de locaties Wijk/Aalburg en Delwijnen aan deze weg waren gelegen, mogelijk ook Dordrecht en Vlaardingen.


 

  2. Een Noord/Zuidweg


De reeks locaties wekt verder de indruk, dat er ook een weg loodrecht op deze heerbaan heeft gelopen, een weg van Utrecht naar het zuiden, die hier de rivieren kruiste.

De loop van de rivieren was indertijd een andere dan nu. Vanaf Heusden stroomde de hoofdtak van de Maas in de richting Geertruidenberg. Later verzandde deze tak. Wat er van rest is Het Oude Maasje. De Maasarm naar Gorkum werd toen een tijdlang de hoofdstroom. Later werd de Bergsche Maas gegraven, ongeveer volgens het traject van Het Oude Maasje. De tak naar Gorkum werd tegelijkertijd afgedamd.

De wegsituatie rond 1300 kan dan als volgt geweest zijn: Komend van Utrecht werd bij Brakel de Waal overgestoken. De weg bereikte vervolgens bij Delwijnen de bovengenoemde oude zuidelijke Romeinse heerbaan Nijmegen/Leiden. De twee wegen liepen even samen. Ze staken samen de bovengenoemde maasarm bij Wijk over. Daarna ging ieder weer zijns weegs. De weg, die van Utrecht kwam, stak bij Heesbeen de hoofdstroom van de Maas over naar Heusden en deed daarna Besoyen aan. De weg liep vervolgens ongetwijfeld door naar Alphen. Daar was de commanderij Ter Brake van de Tempelorde gevestigd. Van deze commanderij is bekend, dat ze gelegen was aan een heerbaan naar het Noorden en dat de Tempelvestigingen te Heusden en Heesbeen van daaruit werden beheerd.


 De bovengestelde vraag kan bevestigend beantwoord worden. Alle verdachte locaties blijken te liggen aan een weg voor langeafstandsverkeer. Waar deze wegen een rivier kruisten lag in de nabijheid een locatie van waaruit een voorde of overzetveer verzorgd kon worden.

 

Bestond deze weg van Utrecht naar het Zuiden inderdaad als doorgaande weg?

 

Hierboven werd het bestaan van een weg van Utrecht naar het Zuiden afgeleid uit het beeld van de kaart waarop de “verdachte lokaties” staan aangegeven. Dit maakt de gevolgde redenering er niet sterker op. Meer overtuigend zou de gedachtengang zijn geweest,wanneer het bestaan van een doorgaande weg was gebleken, onafhankelijk van gegevens over de locaties, zoals dit bijvoorbeeld het geval is bij de heerbaan langs de Utrechtse Heuvelrug en bij de zuidelijke route van de Peutingerkaart.

Kende de weg van Utrecht naar het Zuiden misschien ook een Romeinse voorganger?

Sinds lang is er sprake van een Romeinse heerbaan van Bavay naar Utrecht. Bavay ( Bagacum ) was een knooppunt van Romeinse wegen in Noord-Frankrijk. De rechte lijn van Bavay naar Utrecht loopt ongeveer over Heusden. Voogd vermeldt in een bijdrage in Brabants Heem ( XV, pg, 40 ) terloops deze Romeinse weg, zoals aangegeven op “een kaart van Wendelinus uit de 17de eeuw........., de Via Lacina of Langstraat,...van Hoogstraten door het oudste gedeelte van Alphen, langs Tilburg en verder over Heusden en Vianen naar Utrecht.” ( Zie ook: Lawick: pg.2; Binck: pg.31 en 32.) Dit zou precies de weg zijn, waar hier naar gezocht wordt. Over het traject van de heerbaan van Bavay naar het noorden in de richting Utrecht bestaat voor een belangrijk deel zekerheid, namelijk over het deel Bavay-Rumst. ( Rogge, pg. 47.) De laatst genoemde plaats ligt ten Zuiden van Antwerpen. Over het verdere verloop van de weg naar het Noorden is veel gespeculeerd, maar eenstemmigheid en zekerheid bestaat er niet over. Sporen ervan werden niet aangetroffen ( Zie bijv. Leenders, pg. 203- 206 ).

Een hard bewijs voor het bestaan van de weg is er dus niet. Daarom wordt hier volstaan met de constatering, dat het alleszins redelijk is aan te nemen, dat er rond 1300 via Heusden regelmatig landverkeer heeft plaats gevonden tussen Utrecht en het Zuiden. Aan de weg wordt hier voorlopig slechts een hypothetisch bestaan toegekend.

Overigens, in het betrokken gebied is de bodem zowel door de rivieren als door de mens zo ingrijpend verstoord, dat het vrijwel ondoenlijk is oude wegpatronen te achterhalen.

 

Inderdaad steunpunten van de Tempelorde.

 

Vňňr de dijkgordels gesloten werden, was het riviergebied met zijn strangen, moerassen en wisselende waterstanden voor overland reizenden moeilijk te passeren. Het was onherbergzaam en onberekenbaar. Voor Heusden en omgeving gold bovendien, dat het getij tot daar vrije toegang had. Dit betekende, dat delen van wegen dikwijls onder water stonden, dat bij hoge waterstanden hele gebieden dagenlang veranderden in een watervlakte met hier en daar een eiland, dat sterke stromingen het landschap voortdurend wijzigden, enz. In dit gebied kruisten twee doorgaande wegen elkaar en een drietal rivierarmen. Dat een Orde, die zich tot doel stelde pelgrims en reizenden in het algemeen terzijde te staan, en die zelf ook voortdurend transportproblemen had op te lossen, hier een reeks steunpunten inrichtte, waar de komende en gaande man een veilig onderkomen kon vinden en hulp bij het oversteken van de grillige stromen, ligt in de lijn van verwachtingen. Ziet men de van een relatie met de Tempelorde “verdachte” locaties inderdaad als steunpunten onderhouden door de Tempelorde, dan verbaast het niet langer, dat deze rond Heusden samenklonterden.

 

ConclusieZoals voor Maas en Waal geldt ook voor de Bommelerwaard en het Land van Heusden en Altena, dat het redelijk is aan te nemen, dat de van een relatie met de Tempelorde verdachte locaties voor het merendeel inderdaad vestigingen van de Tempelorde zijn geweest of tenminste door de Orde in stand gehouden steunpunten langs doorgaande wegen, waar reizigers onderdak konden vinden en hulp bij het oversteken van een rinier.

 

:

 

Literatuur


Binck, W.J.C. Omzwervingen in de Alphensche Praehistorie. “s-Hertogenbosch, 1945.

 

Braams, B.W.                            Verkenningen rond het oude Aalburg. In: Historische Reeks. Land van Heusden en Altena. 11.  Pg. 8 t/m39.  Wijk en Aalburg.  2001.

 

Colenbrander, B. en MUST.      Limes Atlas.   Rotterdam, 2005.


Lawick, H.Ch.G. Baron van Enige verzamelde gegevens omtrent de Commanderij ter Braeke van de Orde der Ridders van Sint Jan in N.-Brabant. In: Jaarboek van de Oudheidkundige Kring van Stad en Land van Breda “De Oranjeboom”. Deel II. Jrg.1949, pg. 1 – 17.

 

Leenders, K.A.H.W.                  Romeinse wegen ten Noordoosten van Antwerpen.  In: Brabants Heem.  Jrg. 35,  1983.  Pg.201 –206.

 

Modderman, P.J.R.                    De bewoningsgeschiedenis van de Bommelerwaard.  In: Gedenkboek Prof. Van Giffen. Pg. 317 – 326.

 

Rogge, M.                                  Het wegennet van de Romeinen in Gallië en Germanië.  In: Meulemeester, J.L.( Red.) Alle wegen leiden naar...  Uitg. Stad Oudenburg. (2004)  Pg. 46 – 49.

 

Schutjes, L.H.C.                        Geschiedenis van het Bisdom `s Hertogenbosch.  St. Michielsgestel. 1872.

 

Voogd  H.                                  Romeins Aalburg. In: Brabants Heem.  V,  pg. 110 – 113.

 

- idem                                     Romeinse wegen door Brabant naar Utrecht.  In:Brabants Heem.   XV, 1963.  pg. 37 - 44.

 

 

 

 

Verder Terug Home